kerstverhaal
Martha en Thomas woonden naast elkaar, midden in het Zeeheldenkwartier. Vanaf hun geboortedag mengden de kreten van Martha zich met de geluiden die Thomas maakte. Vanaf hun eerste schreden waren ze onafscheidelijk en zelden hadden adolescenten een gelukkiger kindertijd dan die van hen. Het verbaasde niemand dat ze, na eerst nog wat te hebben rond gestoeid, hun verliefdheid hernieuwden en tenslotte met elkaar trouwden.
Helaas was hun huwelijk kinderloos gebleven. Toen ze de middelbare leeftijd waren gepasseerd verwierven ze een klein lief huisje op een prettige plek aan een rivier, ver in het zuiden. Jaarlijks vertoefden ze er enkele weken en genoten van het uitzicht over het coulisselandschap en van al het moois dat de andere cultuur hen te bieden had. Na hun pensionering besloten ze daar de helft van het jaar door te brengen. In die periode was het druk en gezellig, want veel vrienden hadden de weg naar hun buitenlandse woning gevonden. Ook dit jaar besloten ze daar samen de kerstdagen door te brengen. Begin december vertrokken ze naar het zuiden. Het was een prettige periode, maar vlak voor de kerstdagen leek het niet goed te gaan met Martha. Ze klaagde over pijn in haar borst en Thomas begon zich ernstig zorgen te maken. Ze zag wit en sliep slecht. Die ochtend maakten ze zich op om voor controle naar het ziekenhuis te gaan en Thomas zei: “Martha, mijn lieve Martha, vertel, wat is er toch met je aan de hand.” “Eigenlijk niets mijn lieve Thomas, maar ik wil terug. Terug naar die prachtige vallei aan de rand van de Veluwezoom, terug naar die plek waar je mij ten huwelijk vroeg.” “Dat is goed Martha”, antwoordde Thomas en ruimde het huis uit, laadde de fourwheeldrive met kleding, enkele flessen wijn en eau de vie en belde met de buren in het thuisland met de vraag of zij de verwarming vast aan konden zetten.
Enkele uren later waren ze klaar om te vertrekken. Martha stond klaar om in te stappen en zei:” O, Thomas, mijn lieve, lieve Thomas, breng me naar die mooie plek uit onze jeugd. Ze trachtte zich nog vast te houden aan het portier, maar zakte traag in elkaar. Thomas omarmde haar en wist even niet wat te doen.., voelde haar pols en constateerde dat wat hij al had gevoeld. Martha, zijn Martha, leefde niet meer.
Hij hernam zich, droeg haar de auto in en deed haar veiligheidsriem om met de bedoeling haar naar het ziekenhuis te brengen. Even zat hij stil naast haar en keek vertederd naar haar bleke gezicht. Plotseling nam hij een besluit, haalde nog wat kussens uit het huis en zette die zo neer dat ze comfortabel zat.
Daarna snoerde hij de riemen zo vast dat ze niet, door de beweging van de auto, alle kanten op zou vallen en startte de auto, met het voornemen de twaalfhonderd kilometer naar huis te rijden.
Het raampje van de auto liet hij zo als altijd open en ze reden gezamenlijk de nacht in. Na de dertig kilometer op de bochtige weg door het glooiende landschap kwamen zij op de snelweg en vanaf dat moment ging het in vliegende vaart huiswaarts. Onderweg beluisterden zij de favoriete muziek van Martha en sprak hij met haar over de prachtige tijden die ze samen hadden doorgebracht. Halverwege de rit was er een klein oponthoud omdat een van de hoofdwegen werd omgeleid, maar de tocht verliep verder heel voorspoedig en bijna gelukkig en tevreden reed Thomas rechtstreeks naar de plek waar hij in een ver verleden met Martha had besloten voorgoed hun leven te delen.
Het was een schitterende nacht. De maan en de sterren keken uit over de betoverende omgeving. Thomas haalde twee comfortabele klapstoelen uit de auto en zette die aan de rand van het bos. De maan scheen helder en zette het landschap in een feeëriek schijnsel. Hier had hij Martha ten huwelijk gevraagd en hier hadden ze champagne gedronken en elkaar liefgehad. Even bleef hij staan om het landschap in zich op te nemen. Hij merkte ineens dat hij verschrikkelijk moe was. Zorgvuldig tilde hij Martha uit de auto, zette haar op een van de stoelen en
drapeerde de meegebrachte deken rond haar schouders. De auto zette hij achter hen, onder de bomen, zodat niets het weidse uitzicht kon verstoren. De deur liet hij open en uit de speakers klonk het Kyrie van Arvo Part.
Ondertussen verzamelden zich een enorme hoeveelheid dieren aan de rand van het bos. Het was veel werk geweest, maar een medewerker van het dierenpark had op deze sprookjesachtige kerstavond de getraliede deuren opengemaakt zodat alle dieren in vrijheid van deze bijzondere kerstnacht konden genieten. De dieren trokken samen met honden, paarden, varkens, ganzen, katten, koeien en alle andere boerderijdieren uit het dorp naar het grote veld aan de Veluwezoom. De kleine mammoet verliet samen met de dappere dodo het boek met de uitgestorven diersoorten en ook de dieren van het bos, de wilde zwijnen en de herten, de vossen, hazen en konijnen voegden zich bij hen. Ze luisterden vol overgave naar de prachtige muziek en bij het begin van het Gloria begon een bruine beer mee te hummen. De ijsbeer, die met de pinguïn naast hem stond, viel in met een verbijsterende tenor. En het roodborstje zong gezamenlijk met het winterkoninkje de sopraanpartij. Gedirigeerd door de gedreven geest van Arvo Part hieven alle dieren, op een na, een machtig gezang aan. Dat ene dier was een klein, lief speelgoedbeest, dat ooit door een kind op het veld was achtergelaten. “Ik kan niet zingen”, zei hij. “Maar ik kan er wel héél erg van genieten.”
Na het Gloria en het Magnificat zetten de dieren heel zacht, heel zorgvuldig en zuiver, het Amen in.
Thomas had zijn duffelse jas om zich heen geslagen en omvatte de tengere schouders van Martha en zo luisterden ze samen naar de indrukwekkende muziek. De anima van Martha zweefde boven hen en Thomas pakte vol vervoering haar kleine hand. Zijn geest verlangde zo hevig herenigd te worden dat ook zijn ziel het lichaam verliet en zich samenvoegde met die van Martha.
Terwijl de laatst maten van het Amen verstierven, vervaagde hun verstrengelde geest zich in de eeuwigheid en vormde zich een stralende witte wolk aan de sterrenhemel, waaruit de eerste sneeuwvlokken neer vielen op het betoverende nachtelijke landschap van de eerste kerstnacht.
Tekst: Wybe van de Kuinder
Illustratie: Hans van der Spek