Kerstverhaal
Van zijn huis naar het schooltje was het langer dan een uur lopen. Hij had het er graag voor over. De leraar leerde hem rekenen en schrijven en vertelde mooie verhalen over wat er buiten, in de wereld gebeurde. Al snel wist hij dat hij daar naartoe wilde gaan, later, als hij groot was. Hij was nog maar tien jaar oud toen zijn leraar voor zijn ogen werd doodgeschoten door de militairen. Dat was een revolutionair en die moesten allemaal dood, zei de politie. ‘Maar hij vertelde zulke mooie verhalen’, snikte hij later tegen zijn vader. ‘Daarom is hij doodgeschoten’, zei zijn vader, ‘want volgens de militairen hoor je geen mooie verhalen te vertellen over wat er in de wereld gebeurt. Er kwam een nieuwe leraar. Dit was een strenge man. Iedere les begon met een gebed. Daarna werd verteld dat alle andersdenkenden imperialisten en ongelovigen waren en dat je daar niets mee te maken moest hebben. Vroeger zaten er nog meisjes in de klas, maar die hadden daar volgens die leraar niets te zoeken. Aan rekenen en andere vakken werd niets meer gedaan. Er werd alleen veel in de heilige schrift gelezen. De dag dat ook deze leraar door de militairen werd doodgeschoten, huilde hij niet uit bij zijn vader.
Er kwam geen nieuwe leraar meer en de school werd gesloten. ‘We blijven hier niet langer’, zei zijn vader. ‘We gaan naar een plek waar je weer naar school kunt gaan, maar je mag niemand iets vertellen. Zeg maar dat we naar familie in de stad gaan omdat ik daar werk heb.’ En zijn vader verkocht alles wat ze bezaten en dat was niet veel. Op de dag dat ze zouden vertrekken kwamen de revolutionairen. ‘Zo’, zeiden ze tegen zijn vader, ‘je gaat ons verlaten, je gaat naar het buitenland, naar de imperialisten. Je gaat naar de vijand, naar de ongelovigen.’ En ze namen hem zijn geld af en schoten hem dood, zomaar, in het midden van de straat. Zijn zus trachtte haar nog tegen te houden, maar zijn moeder rende naar buiten. ‘Daar ligt mijn laatste geld, neem het, maak je onzichtbaar en laat je hier nooit meer zien. Schiet op nu, volg je dromen’, riep zijn zus voor ze naar zijn moeder toe rende om haar te helpen. Ze werden door de mannen gegrepen en weggevoerd. Terwijl de mannen wegreden gooiden ze een brandende fakkel in het ouderlijk huis. Hij dook nog net op tijd in de vluchtgang die hij samen met zijn vader had gebouwd.
Hij was gewend om te lopen en liep verder, steeds verder. Het geld van zijn zus was al snel op en hij leerde stelen. Hij passeerde grenzen en leerde mensen kennen die er net zo slecht aan toe waren als hij, of nog slechter. Hij leerde meer stelen dan hij nodig had en deelde dat met zijn nieuw verworven vrienden, maar na verloop van tijd ging hij weg en probeerde zijn dromen te volgen. Hij leerde lijm snuiven van kinderen die in nooit aangelegde rioolpijpen half onder de grond leefden. Al de talen van de landen waar hij doorheen trok nam hij in zich op en als hij niet zo bezig was geweest met overleven had hij veel prachtige dingen kunnen zien. Hij zag ze niet, want zijn droom zat er niet bij. Op een dag kwam hij in een landschap dat hem beviel. Het was niet helemaal zijn droom, maar het kwam in de buurt. Als hij mensen groette, groetten ze hem terug en er was zelfs een vrouw die vriendelijk naar hem lachte. Van zo’n volk kun je niet stelen. Dus hij bood aan voor ze te werken. Hij had geluk want het was het aspergeseizoen en voor het eerst van zijn leven had hij officieel betaald werk. Hij werd ondergebracht in een huisje, een soort barak die hij deelde met veertien anderen. Met de meesten kon hij wel communiceren ook al ging dat gebrekkig.
Na twee weken hard werken kwam er politie en hij moest mee. Eerst werd hij ondergebracht in een cel. De politie was aardig, ze gaven hem koffie en thee en de volgende ochtend waren er broodjes. Met nog een paar anderen uit zijn groep werd hij in een auto geladen. ‘We worden het land uitgezet’, vertelde een van hen. Voor het zover was, kwamen ze bij een aantal barakken en kregen een plaats toegewezen. Hij werd voorgeleid bij een vlezige man met een baard. Die zat aan een tafeltje en naast hem zat iemand die in zijn taal vertaalde wat er werd gezegd. Hij begreep dat er problemen waren en hij vertelde zijn verhaal. Het was een lang verhaal want zes jaar zwerven is een lange tijd. Toen hij uitverteld was, krabde de vlezige man geruime tijd aan zijn baard.
Veertien dagen later werd hij met een busje naar een andere plek gebracht. Zijn loon had hij nog steeds niet gekregen, maar er werd goed voor hem gezorgd en zelfs zijn schamele bezittingen werden bij zijn werk opgehaald.
Hij was nu officieel asielzoeker en zolang de procedure loopt, mogen die niet werken. Omdat asielzoekers zich ook niet mogen hechten wordt hen het recht ontnomen te gaan studeren zodat dat stiekem moest gebeuren. Hij was een snelle leerling en leerde de taal binnen een jaar. Hij sprak en schreef de taal zelfs beter dan de meeste inwoners van dat land. Zo merkte hij ook dat de tolk die hem was toegewezen heel vaak niet goed vertaalde wat hij zei. Maar hij kon daar niets over zeggen omdat hij officieel de taal niet sprak. Na geruime tijd bleek dat zijn asielaanvraag was afgewezen omdat het formulier niet juist was ingevuld. Zodat hij opnieuw de procedure in moest. Of de procedures werden veranderd en dat gebeurde keer op keer zodat hij deze avond voor de tiende keer kerstfeest vierde in dat land.
Vroeger had hij nog nooit iets over een kerstfeest gehoord. Nu zat hij op een stoel achter een twinkelende kerstboom die vol gehangen was met honderden kerstballen en kaarsjes. Hij keek naar al dat moois en dacht: daar zit ik nu met mijn dromen. Mijn vader is dood, mijn zus en mijn moeder zijn weggevoerd, Ik ben een betere tolk dan de man die maar een beetje verhaaltjes zit te vertellen. Maar hij, zijn ouders en de ouders van zijn ouders zijn hier geboren. Dit land barst van de contradicties. Hier zit ik, zonder perspectief in dit wijde land. Met mijn kerstcadeautjes zonder hoop op de toekomst. Dromen zijn mooi, net als de meeste vrouwen, maar in dit land zijn ze alleen voor de mensen die hier wonen en die hier geboren zijn, en hij nam bedachtzaam een slok van de door zijn geloof verboden alcoholische versnapering.
Tekst: Wybe van de Kuinder
Illustratie: Hans van der Spek
Ondanks de toch wel trieste inhoud is het een mooi verhaal Wybe