Egbert Bartolomeusz Kortenaer (1604 – 1665): Onverschrokken selfmade held
Kortenaer werd in Groningen in 1604 geboren als zoon van een eenvoudige soldaat. Door deze bescheiden afkomst is niets bekend over zijn eerste 22 levensjaren. Zelfs zijn precieze geboortedatum is onbekend. Wat we wel weten is dat hij als zeeman onderaan de carrièreladder is begonnen en alle rangen heeft doorlopen. Op 22 jarige leeftijd wordt hij bootsman en gaat leiding geven aan matrozen en lichtmatrozen. Tien jaar later wordt hij bevorderd tot stuurman. Een van de taken van de vloot in die jaren was het beschermen van de koopvaardijschepen. Die werden voortdurend aangevallen door kapers en vreemde mogendheden. Kortenaer heeft onder leiding van Maarten Tromp de Duinkerkse kapers veelvuldig bestreden. Daarbij is hij in 1637 door die kapers gevangen genomen. Hij werd vrijgekocht en vierde dat in een kroeg zo uitbundig en ongepast dat hij werd gearresteerd en tijdelijk weer vastzat.
In 1643 wordt hij opperstuurman op het schip van Maarten Tromp en in 1652 vocht hij mee in de eerste Engelse oorlog (1652 – 1654) die in zijn geheel op zee werd uitgevochten. In 1652 verloor Kortenaer bij een van de zeeslagen een hand en een oog.
In 1653 vocht Kortenaer als kapitein op het vlaggenschip van bevelhebber Tromp mee in de slag van Ter Heijde. In deze slag werd Tromp in de borst geraakt door een musketkogel van een sluipschutter en stierf. Om de Engelsen niet te laten weten dat de aanvoerder van de vloot was gesneuveld en om de moraal onder de bemanningen van de overige schepen hoog te houden, besloot Kortenaer de admiraalsvlag niet te strijken en zodoende de indruk te wekken dat Tromp nog leefde. Kortenaer nam het bevel over vocht heldhaftig door. Hoewel de schade aan de Hollandse vloot veel groter was dan die aan de Engelse, sprak men toch van een overwinning omdat de Engelsen zich terugtrokken vanwege de te hoog oplopende kosten.
In 1658 nam Kortenaer als kapitein op het vlaggenschip van bevelhebber Jacob van Wassenaer Obdam samen met de Denen, deel aan de felle strijd op het Sont tegen de Zweden die onze handel op de Oostzee belemmerden. Kortenaer had een zo groot aandeel in die strijd (Van Wassenaer was uitgeschakeld vanwege jicht) dat de Deense koning hem onderscheidde met de ridderorde van de Olifant. Toen hem de versierselen werden omgehangen bleef Kortenaer lang naar de medaille kijken. De koning vroeg naar de reden daarvan. Kortenaer antwoordde: “Sire, ik vroeg aan het grote dier waarvan het eten zal”. De koning begreep de hint en voegde een jaargeld aan de onderscheiding toe. De Staten-Generaal benoemde hem in 1659 tot viceadmiraal.
In de jaren tot 1665 bestreed Kortenaer weer kapers, nu voor de kust van Portugal. In 1665 werd hij bevorderd tot luitenant-admiraal. Hij is nooit tot bevelhebber benoemd omdat hij naar het oordeel van de Staten-Generaal te oranjegezind was.
In datzelfde jaar brak de tweede Engelse oorlog uit. Ook die werd nagenoeg geheel op zee uitgevochten. De eerste zeeslag van die oorlog was de slag bij Lowestoft. Dat liep helemaal verkeerd af voor de Republiek want de vloot werd in de pan gehakt. Maar in het bijzonder voor Kortenaer. Op 13 juni om 5 uur ‘s morgens werd hij door een kanonskogel aan zijn dijbeen getroffen en overleed ter plaatse.
Kortenaer kreeg een praalgraf in de Grote kerk van Rotterdam.